Hoe de Jodenhaat in de islam werd gevoed door Byzantijnse strategieën en Mohammeds ambities
De haat tegen het jodendom speelde een significante rol in de vroege carrière van Mohammed en zijn relatie met de Joodse gemeenschappen in Medina. Dit verband is belangrijk om te begrijpen, niet alleen vanuit een religieus perspectief, maar ook vanuit een politiek en sociaal oogpunt.
In het jaar 622 verliet Mohammed Mekka en vestigde zich in Medina, een gebeurtenis die bekendstaat als de hijra. In Medina waren verschillende Joodse stammen gevestigd, zoals de Banu Qaynuqa, Banu Nadir en Banu Qurayza. In eerste instantie probeerde Mohammed een vreedzame coëxistentie met de Joden te bereiken. Hij hoopte dat zij hem als profeet zouden erkennen en zich bij zijn nieuwe religieuze gemeenschap, de oemma, zouden aansluiten. Mohammed nam elementen van de Joodse tradities over, zoals het vasten op Jom Kipoer (dat hij later verving door de islamitische vastenmaand Ramadan) en het bidden in de richting van Jeruzalem.