Vrijdag werd er in de Tweede Kamer gedebatteerd over het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon op de werkvloer, op initiatief van GroenLinks-Kamerid Senna Maatoug.
PVV-Kamerlid Léon de Jong is niet principieel tegen zo'n vertrouwenspersoon, en hij vindt dat er niet lichtvaardig moet worden omgevallen met gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Tegelijkertijd plaatst hij wel een kanttekening bij. Zo vindt hij ook dat mensen zelfredzaam moeten zijn en hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Aan het einde van zijn pleidooi zegt hij: "We moeten geen samenleving creëren die van suiker is, waarin er geen grap of compliment meer gemaakt kan worden, waarbij alles vrijwel direct tot ongewenst en onveilig wordt bestempeld en iedereen op zijn of haar tenen loopt, en waarbij het lijkt alsof geen werkgever meer deugt en geen werknemer meer veilig is. Die kant lijkt het soms in de discussies over dit zeer serieuze onderwerp helaas wel op te gaan."
Maar dit stuit D66-Kamerlid Anne-Marijke Podt tegen de borst. Ze loopt naar de interruptiemicrofoon. Over de uitspraak "dat we niet allemaal van suiker moeten worden" heeft ze dubbele gevoelens: "Ik denk niet dat dat soort uitspraken mensen helpen die soms in hele ingewikkelde situaties zitten. Dat zijn geen mensen die moeilijk doen. Dat zijn mensen die, doordat ze afhankelijk zijn van een werkgever, doordat ze lager staan in de hiërarchie dan iemand anders, niet zo makkelijk hun mond kunnen opentrekken. Dan kan zo'n vertrouwenspersoon toch juist helpen om dat gesprek aan te gaan?"
Maar De Jong vindt dat Podt zijn woorden verdraait. Hij legt uit: "Als je een leuk iemand tegenkomt die er gezellig uitziet, kan je niet eens meer zeggen: wat zie je er gezellig uit. Dan moet je tegenwoordig al oppassen. Ik merk het aan mezelf al. Op het moment dat ik aan iemand een compliment wil maken, denk ik eerst bij mezelf: kan ik dit eigenlijk wel zeggen? Dat soort gekkigheid ontstaat ook door net te doen alsof het bij elke werkgever niet goed is geregeld en alsof elke werknemer niet meer veilig is. Daar wil ik voor waken."
Podt antwoordt: "Op het moment dat je het discours hebt van 'je kunt eigenlijk niks meer zeggen' en 'het is soms een beetje het gevoel dat mensen van suiker zijn', dan denk ik niet dat je het op die manier framet en dat het ook voor iedereen duidelijk is dat je dat gesprek aan kunt gaan. Daar heb ik moeite mee."
Maar De Jong kan zich hierin niet vinden: "Ik merk in de samenleving, in discussies die ik naar voren breng of hoor, als ik de krant opensla, dat op het moment dat je iemand bijvoorbeeld een compliment maakt, een grapje maakt of je hard bent tegen iemand en zegt 'ga als de sodemieter gewoon je werk doen', het dan ook al heel erg snel kan overkomen als zogenaamd 'ongewenste intimiteit' of weet ik veel."
Hij besluit: "Ik vind dat we ook daar niet van moeten wegkijken. We moeten geen samenleving creëren die van suiker is. We moeten gewoon kunnen zeggen wat we willen. We moeten tegelijkertijd ook vertrouwen hebben in werkgevers die het goed geregeld hebben. We moeten het vertrouwen hebben dat waar we zien dat de maatschappij steeds mondiger wordt, ze ook op dit onderwerp mondig kan zijn."