Heel lang was dat de houding die binnen de liberale traditie werd gecultiveerd en haar meest welsprekende verwoording vond in John Stuart Mill’s On Liberty (1859). Heel lang was dat de houding die men in universiteiten en instellingen van onderzoek cultiveerde, want de meest onwaarschijnlijke theorieën bleken in de wetenschap toch soms waar. Of daar was meer voor te zeggen dan je zou verwachten.
In die zin was het collectief weglopen van het kabinet uit de Tweede Kamer omdat iets zou zijn gezegd dat zogezegd “beledigend” was een slecht signaal. Maar toch is het geheel in overeenstemming met de tijdgeest. Steeds langer wordt immers de lijst van onderwerpen die nauwelijks publiekelijk besproken kan worden. Of alleen maar besproken op de enig juiste manier, een manier die vaststaat vóórdat het gesprek is begonnen.
Via Kamerlid Gideon van Meijeren (FVD) heb ik een nieuwe “Milliaanse held” gevonden: Wietze Smid (of Smidt, geb. 1887), raadslid in Dordrecht. Op 16 mei 1933 werd hem tijdens de zitting van de gemeenteraad het woord ontnomen. Smid had gezegd dat Hitler een boef was. “De voorzitter maakte door luid te hameren den spreker onverstaanbaar”, vermeldt het Algemeen Handelsblad op 17 mei 1933. De voorzitter eiste dat Smid dat woord “boef” zou terugnemen. Maar Smid weigerde. De voorzitter stelde toen voor aan Smid het woord te ontnemen. Dat voorstel werd gesteund met 20 tegen 6 stemmen.
Wat leren we hieruit? In de optimistische veronderstelling dat we nog iets kunnen leren?