Op 19 december gaat Nederland zijn excuses aanbieden aan Suriname voor de slavernij. Maar minister Kaag is alvast een week eerder afgereisd naar het land om daar met maatschappelijke organisaties en de Surinaamse regering enkele plooien glad te strijken, dat laat een woordvoerder aan de Telegraaf weten.
Surinaamse maatschappelijke organisaties zijn namelijk niet blij met het feit dat Nederland excuses komt aanbieden half december, deze organisaties hadden liever een andere datum gezien.
PVV-leider Geert Wilders heeft zich ook met de kwestie bemoeid. De politicus vindt het voor Suriname treurig dat uitgerekend Kaag op bezoek komt. Daarnaast stelt Wilders wel ferm dat het land geen slavernij-excuses verdient. 'Excuses aan Suriname dat Kaag komt aanvliegen deze week. Maar jullie verdienen geen slavernijexcuses, Zwarte Piet blijft, het woord neger wordt niet verboden en naar geld kunnen jullie al helemaal fluiten. Maar Kaag mogen jullie houden, we hoeven haar niet meer terug', schrijft Wilders op Twitter.
19 december
Acht kabinetsleden zullen hun excuses aanbieden halverwege december op acht verschillende plekken wereldwijd. Premier Rutte zal het doen in Nederland. Zeven andere kabinetsleden reizen naar andere plekken in de wereld om het daar ook te doen. Zo gaat Minister Weerwind (Rechtsbescherming) naar Suriname, staatssecretaris Van der Burg (Asiel) naar Aruba, minister Van Gennip (Sociale Zaken) naar Bonaire, staatssecretaris Van Huffelen (Koninkrijksrelaties) naar Curaçao, staatssecretaris Van Rij (Financiën) naar Sint-Eustatius, staatssecretaris Van Ooijen (Welzijn) naar Saba en minister Kuipers (Volksgezondheid) naar Sint-Maarten.
De excuses komen aan de vooravond van 2023: het 150-jarige jubileum van de afschaffing van de slavernij. Tijdens Ruttes staatsbezoek aan Suriname en de Antillen gaf hij al aan dat hij dit een belangrijk moment zou vinden.
Hoewel de excuses er komen, blijkt uit recent onderzoek van I&OResearch dat nog steeds een meerderheid van de Nederlanders niet voor de excuses is. Begin vorig jaar was nog 31 procent voor en 55 procent tegen. Inmiddels is dat opgeschoven naar 38 procent voor en 49 procent tegen. Volgens I&OResearch komt deze verschuiving vooral door autochtone Nederlanders.